- dire
- dire1 [dier]〈m.〉1 bewering ⇒ uitlating♦voorbeelden:1 au dire de l'expert • naar het oordeel van een deskundigeau(x) dire(s) de, selon le(s) dire(s) de • volgens〈spreekwoord〉 il y a loin du dire au faire • zeggen en doen zijn twee————————dire2 [dier]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 zeggen ⇒ vertellen ⇒ 〈ook〉 bevelen, tegenwerpen2 besluiten ⇒ overeenkomen3 denken ⇒ menen4 opzeggen ⇒ voordragen, voorlezen5 aanduiden ⇒ weergeven6 〈kaartspel〉bieden ⇒ aankondigen7 aanspreken♦voorbeelden:1 il y a peu à dire sur • er valt weinig in te brengen tegenque veut dire cette phrase? • wat betekent deze zin?vouloir dire • bedoelenceci dit • na dit te hebben gezegden dire de belles • gekke dingen zeggenson visage me dit qc. • zijn gezicht komt me bekend vooron dit que • het gerucht doet de ronde datc'est moi qui vous le dis • dat verzeker ik uà qui le dites vous? • zeg dat wel!ne rien dire qui vaille • niets goeds voorspellenrien à dire, il n'y a pas à dire • daar valt niets tegen in te brengenc'est tout dire • daarmee is alles gezegdpour tout dire • in één woordtu l'as dit! • gelijk heb je!pour ainsi dire, autant dire • als het wareaussitôt dit que fait, aussitôt dit, aussitôt fait • zo gezegd zo gedaanvous avez beau dire • al je argumenten ten spijtc'est beaucoup dire • dat is overdrevenil ne croit pas si bien dire • hij weet niet hoe waar het isje vous l'avais bien dit • ik had je gewaarschuwdc'est bientôt, vite dit • dat is gemakkelijk gezegddites donc • zeg(cela) soit dit en passant • dit terzijdecela en dit long • dat zegt genoegpour mieux dire • beter nogdire pis que pendre de qn. • erg kwaad spreken over iemandproprement dit • eigenlijkvous m'en direz tant! • zit dat zó!, u kunt me nog meer vertellen!à vrai dire • eigenlijksoit dit entre nous • onder ons gezegd〈informeel〉 ce n'est pas, c'est pas pour dire • niet om het een of andersans mot dire • in stiltecela va sans dire • dat spreekt vanzelf〈informeel〉 comme dit l'autre • zoals gezegd wordt〈informeel〉 comme qui dirait • als het wareil ne sera pas dit que • ik zal niet dulden datc'est dire si • je ziet hoe(zeer)2 voilà qui est dit, c'est dit • afgesproken3 on dirait un fou • hij lijkt wel gekqui l'eût dit? • wie had dat gedacht?et dire que • en dan te bedenken daton dirait que • het lijkt wel of4 dire la messe • de mis zeggen, lezen5 cette montre dit l'heure exacte • dat horloge geeft de juiste tijd aan7 ça ne me dit rien • voor mij hoeft het nietça te dit de 〈+ onbepaalde wijs〉 • heb je zin omII se dire 〈wederkerend werkwoord〉1 bij, tot zichzelf zeggen, denken2 gezegd worden3 beweren te zijn ⇒ zich noemen♦voorbeelden:¶ on se dirait sur la lune • men waant zich op de maan1. mbewering, oordeel2. v1) zeggen2) bevelen3) besluiten4) denken, menen5) voordragen6) weergeven3. se direv1) bij/tot zichzelf zeggen2) gezegd worden3) zich noemen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.